Opgewarmde lezer,
Omdat hij iedere boom en konijnenhol zo goed kent, en het er zo allemachtig veel zijn, lijkt het voor Titus doorgaans dat hij in een omvangrijk woud leeft. Bovendien leert hij ieder hoekje en ieder beestje steeds beter kennen omdat hij er zo vaak langs komt en op die manier zou de tevredenheid over de verscheidenheid moeten groeien.
Maar toen hij afgelopen week niet op appel was voor het ochtendeten en hij officieel zoek was leek zijn tevredenheid zich in een andere regio af te spelen.
Na wat roepen hoorden we hem zielig janken en een magistrale rol vertolken terwijl hij – hoofd gebogen – ogenschijnlijk lam van de zenuwen op de begraafplaats zat te wachten om opgehaald te worden. Hoe hij aan de overkant was gekomen was een raadsel daar een snelle inspectie van de omheining geen onregelmatigheden vertoonde.
Al snel werden we een geur van koeienvlaaien gewaar die als een mist rond Titus hing. Gesnapt, betrapt!
Samen met een jongmens, die ook al eens graag de benen neemt, probeerden we een reconstructie van de feiten te maken.
In de draadomheining vonden we uiteindelijk een vakkundig gebeten gat, net groot genoeg voor Titus. Vanaf dit gat was maar één richting, namelijk die richting de koeien en hun vlaaien en dus de weg van de zoetsappige vlucht, het grote jaarlijkse genoegen van Titus onder het vrolijke motto:’Ik schuifel heel lief rond, mijn enige spoor is stront’.
Men kan hem al een enigermate losgeslagen figuur noemen want hij had zijn besluit om zijn terrein te verlaten reeds een tijd geleden gemaakt.
Blijkbaar had hij dit alles reeds weken voorbereid, elke dag noest werkend aan zijn weg naar het Walhalla. Hij had af en toe nog getwijfeld, maar de walging van zichzelf, die hem beving wanneer hij zichzelf te wee achtte om door te zetten, had alle remmingen weggenomen.
Pas als hij zijn naam hoorde roepen voor het ochtendeten, keerde hij zonder haast of opgetogenheid terug en hij moest zichzelf danig bij elkaar rapen wilde hij zich niet binnen enkele ogenblikken te buiten gaan aan diepe weemoed. Aan weemoed met geweldige binnensmondse grommen en drift om in dingen te bijten waar niet aan te bijten valt… Drift om de eerste de beste, zonder zich te bedenken, onder de koeienvlaai te wrijven zodat hijzelf van zijn schuldig aroma verlost zou zijn. Het hinderde hem verder dat hij de oorspronkelijk doorgang in de omheining niet meer terug kon vinden. Hij leek plots erg treurig alsof alles mislukt was?
De eigen kant kan kwalijk beter zijn dan de overkant. Die was namelijk erg zoetsappig geweest.
Maar zijn glimlach en berusting verraadden zijn besef dat hij er opnieuw kon gaan.
Overigens moest hij over die bevrijding nog wel wat denken want het grote project was tegen de avond onherroepelijk ongedaan gemaakt.
Tegen de namiddag was het gat gedicht op initiatief van de jongmens die zelf ook al eens graag de benen neemt …
‘Omdat het daarbuiten niet altijd veilig is’, was zijn argument
De kop van Titus is nu eigenlijk net zo iets als zijn terrein. Hij zit erin. Van binnen is het veilig. Buiten is de wereld. Als hij op zijn terrein zit is buiten ook de wereld. Nu ook zijn wereld. Hij kan niets zien als hij op zijn terrein zit, want hij heeft nu ook zijn ogen dicht terwijl hij, met al zijn aroma’s dicht tegen me aan ligt, het zoete knaapje.
Uw welriekende
Nexus