Een onverwoestbare streep door leuke barbaarse praktijken

Beste lezer,

Het is nu officieel. Mijn mens lijdt duidelijk aan een voorjaarsdepressie, getuige haar voortdurende geïrriteerde tegenwerpingen bij alle grote en kleine conflicten die hier ontstaan tussen de honden.

Maar afgezien van enkele kleine fysieke kwetsuurtjes, een licht assortiment kneuzingen, een brochetje builen, ontspring ik liever de dans van een ernstig conflict en beschik ik in deze over capaciteiten die – althans door de mens – blijkbaar slecht onder woorden te brengen zijn.

Zoals andere honden een vetlaag kweken, cultiveer ik de kunst van het superviseren. En zoals iedereen weet, is mijn recht op conflict behoorlijk ongeschonden, want nauwelijks gebruikt.

Maar afgelopen week, toen Rasmus me in een sprint frontaal omver stootte, verloor ik mijn geduld en vloog ik zwaar op hem aan. Even schurkten we op de grond tegen elkaar aan, toen sloeg ik de kleine overkop, en als een dolgeworden beest stootte ik hem nog enkele keren omver tot mijn mens ons uit elkaar haalde voor de herrie – volgens haar – helemaal uit de hand zou lopen.

Het mocht weer eens niet en ons zinvol gevecht werd tot een fait divers gereduceerd.

En dus nog maar eens een onverwoestbare streep door de andere zo leuke barbaarse praktijken. Onbegrijpbaar want zoals elke beestige hond weet, is de mens ook een notoire ruziemakende, gierige, afgunstige, laffe, ijdele verklikker, een hielen en kontlikker, integraal ongeschikt voor een voorbeeldig gedragspatroon waar wij honden ons zouden moeten aan spiegelen. En wij zouden vol gebreken en conflict zitten??

Toemaar! Tere materie, een conflict voor de mens

Maar ondertussen zitten we wel total loss in elkaar gesleuteld door de mens die ons naar zijn zieke fantasie geboetseerd heeft!

Constipatie in de kop

Beste lezer,

Op zoek naar een volgzaam vrouwtje brachten heel wat jongmensen de afgelopen weken vrouwelijk geweld op het Patrasche toneel.

Het leek vooreerst onschuldig, klein van gestalte als ze waren, maar ze kwamen en kliefden vervolgens onze rustige club van vol overgave luierende reuen hier doormidden, en wij sukkelaars hobbelen in hun warme val.

De jongmensen wisten zich er duidelijk geen blijf mee. Moesten ze voor het vrouwelijk geweld supporteren of ons, reuen schaamteloos beschermen?

In een poging wat kordate duidelijkheid te scheppen in wat stilaan op een kleine hysterie begon te lijken, deed ik wat ik mijn vroegere leermeester zag doen: kalmeringssignalen uitsturen om het vrouwelijk geweld te dimmen.

Geen effect en geen volgzame vrouwtjes….

Het vrouwelijk drama werd nu verder opgevoerd voor het jongerenpubliek dat geamuseerd zat toe te kijken. Zenuwpezen kwamen ten tonele met een groot streven is om de wereld door mensenogen te zien, volgzaam en braaf te spelen met een verontrustende voorkeur voor afwijkend gedrag.

De kleine hondenmeisjes waren nu aan ’t bratsen en ravotten geslagen zonder al te veel verantwoordelijkheid of zonder nog enige ruimte over te laten aan ons, de arme reuen.

Mijn ziel wenste aan te meren en zocht asiel in haar ogen

Beste lezer,

‘Het gaat helemaal goed. Iedereen heeft schrik van mij’, kwebbelde hier laatst een meisje toen ze voor het eerst toekwam.

Ze noemde zichzelf ‘de Bitch’, een vreemde naam gezien ze helemaal niet op een teefje leek.

Ze wachtte nu geamuseerd op een reactie van mij of van de andere jongeren, maar die bleef uit.

En dus ging het dan maar over haar hondje, een wit teefje poedel, dat zich extreem zenuwachtig verstopte. Ze was lang en mager, een rusteloos diertje dat leek te verdwijnen in haar eigen schaduw.

Het duo leek de lucht uit de ruimte te zuigen. Zelfs Rasmus werd stil en dof en na een tijd was alles stil, terwijl enkel het meisje nog schonkig zat te praten.

‘Wat heeft jouw hondje nodig, denk je?’ vroeg mijn mens nu droogweg.

‘Hij is bang dat de andere honden hem gaan pesten’, opperde het kind terwijl ze ons ‘andere honden’ nu aankeek alsof we met z’n allen beheersende geweldenaars waren die ze er snel van langs zou geven.

Mijn binnensmonds ontevreden mompelen werd nu plots ook als agressief grommen beschreven. Het werd nogal bespottelijk. Ook mijn mens had er stilaan genoeg van en dus begon ze uitgebreid te vertellen over de origine van het poedelras. Water jachthonden, en dus uitstekende zwemmers. Misschien kon de poedel in het water nieuwe vrienden maken.

Rasmus – als hemelbestormer in de vijver – zou haar meenemen in het water.

Ze moesten maar verschoond worden, die handen.

Beste lezer,

‘Is hij wel zuiver op de graat?,’ zag je zo’n jonge zenuwachtige hond zichzelf afvragen, terwijl hij vanachter een zeteltje loert naar een nieuw aangekomen jongmens die druk met zijn handen zwaaide.

Het beestje kon duidelijk nog geen handlezen om te weten of die mens te vertrouwen was, wat zijn bedoelingen waren en wat hij van ons wou.

Geen hond kan een jota van een mens begrijpen als hij geen handlezen kent, maar makkelijk is het niet want ze hebben een onrust die handen waar je verstand als hond bij stilstaat.

Zij slaan en strelen tegelijkertijd, hebben overweldigende duizelig makende geuren, zwaaien als personages in een overdadig drama, trekken aan oren, verstrengelen zich in elkaar tot alle duidelijkheid en rust over wie je daar nu voor je hebt, is bedorven.

Je weet nooit wat ze gaan uitrichten, zo’n mensenhanden en als ze eenmaal gaan samenwerken kan het alle kanten uitgaan. Voor alle doeleinden. Genadeloos soms. Onvoorspelbaar; soms klam en zweterig, soms dodelijk koud. Bijten, kunnen ze, grijpen, en ingewikkelde bochten maken. Je kan ze maar best voortdurend in de gaten houden. Aan de geur hou je nog het meest duidelijkheid over.

In verband met drukte van eigen zelfbeklag

Beste lezer,

‘Ik denk dat hij het leven misbegrepen heeft’ meldde één van de jongeren toen een Duitse herdershond Roxy zich hier verkrampend terugtrok, zonder enig notie wat te doen zonder een mens die zijn leibandje vasthield en hem instrueerde wat wel en niet te doen.

De uitnodiging van een andere hond om te spelen bracht hem danig in de war. Liefst trok hij zichzelf terug in een bench, bibberend wachtend tot alles weer normaal zou worden en hij terug aan de warme rokken van zijn mens kon hangen. Volwassen worden wou hij niet, initiatief nemen al veel minder en voor vrienden was hij duidelijk allergisch.

Hij had alles om gelukkig te zijn, maar plezierig voelde hij zich duidelijk niet.

‘Volgens mij houdt hij niet zo van honden’ opperde één van de jongmensen. Ook Rasmus, die het beestje al enkele keren uitgenodigd had voor een feestje, bleek het te hebben opgegeven. De vrolijke directe intimiteit was aan Roxy niet besteed. Hij hield zichzelf nadrukkelijk gegijzeld in een poel van zieligheid.

In verband met zijn zelfopgelegde drukte van eigen zelfbeklag, leek Roxy echter aan niets anders te kunnen denken dan aan zijn eenzame ellende, nu hij ver weg van zijn normale comfortzone plots op eigen poten moest staan.  En als notulist van zijn individuele betekenis leek hij plots te beseffen dat het niet veel zin had zich te beperken tot het zeurderig wenen en zielig kijken dat hem tot nog toe altijd weer aan moeders rokken had gekregen.

Hij deed het zuinigjes aan met het leven

Beste lezer,

Er zou, zo vertelde de moeder, weinig in de omgeving zijn dat haar jongen niet zou verstoren.

De koude kon hij niet hebben, de geuren waren voor hem zwaar en benevelend, de geluiden van de natuur zouden hem mogelijks neertrekken in verwarring en nieuwsgierigheid.

De vleugeldragers stoorden hem met hun gefladder, de viervoeters met hun onvoorspelbaarheid en de koude noorderwind vond hij iets droevigs hebben en deed hem ineenkrimpen. Het kind werd in deze buitenomgeving steeds kleiner, de muts nu diep over de ogen getrokken en de moeder steeds bezorgder.

Dit mensenkind hoorde duidelijk niet bij de dingen die zich in het gewone leven afspeelde.

De jongen leek inderdaad alsof hij erg zuinigjes omsprong met het leven. De natuur rond hem rook nog steeds wild, naar vroeger leven en ook dat leek hem te storen.

Het is misschien allemaal wat heftig zo in de natuur, bedacht de moeder. Hij is dat niet zo gewoon.

De weldadigheid van het leven, de lustige overdaad, de lichtheid, de scherts van kijken of we erbij mogen, de reiniging van het lopen …. Een beetje heftig voor de jongen met de mooie witte schoenen en de nieuwe jas.

Rasmus, die met de poten hoog opgetrokken voorbij marcheerde alsof hij een restant van leven op ‘t spoor was, probeerde dichter bij de jongen te raken waardoor de nekharen van het kind nu gealarmeerd overeind gingen staan. Hij hield zich onbeweeglijk, maar was in alarm en ietwat zenuwachtig.

‘Nou hoor, daar komen ze dan, de hondjes’ zuchtte de moeder.

Terwijl ik een rustige en waardige entree probeerde te maken dartelde Rasmus alweer behaagzuchtig rond als –  geheel onverwacht – de jongen zich op Rasmus gooide en deze bij de halsband greep.

‘Ik heb hem!! ‘, riep het kind triomfantelijk alsof hij op safari een wild beest had gevangen. Rasmus twijfelde of dit een leuk feestje zou worden.

(zucht)

Sliepuit. Daar ga je, moeder !

Beste lezer,

Met uitslaande hartstocht wordt hier, dicht bij het vuur, weer maar eens de naam van een moeder gescandeerd, inclusief haar weerzinwekkende daden uit het verleden.

De aangeslagen jongen verkeert bij dit alles in een dichte mist van walging. De anderen luisteren stil.

Rasmus, die dit vreemde menselijk fenomeen nog niet kent – dramatisch ronddwalen in wat niet hier is, geweest is of nog moet komen – gaat vertwijfeld op zoek naar de vreselijke moeder waarover gewag wordt gemaakt.

Dat het een mankement in het menselijk hoofd betreft, heb ik al een tijd geleden al begrepen.

Ergens in zijn leven moet de mens bezweken zijn aan de tirannie van kopgeesten. Wanneer dat heeft plaatsgevonden is niet geheel duidelijk. Kleine mensjes lijken er nog aan te ontsnappen, maar al gauw, als ze wat groter worden nemen die gedachten-schaduwen duidelijk de breedte van de kop in waarbij het resterende vrolijke leven een ongelofelijke lading dramatiek moet gaan verwerken.

Arme mens. Trouw aan de tirannie van de kop.

Als hond wacht je dan geduldig af, tot het driftig vergrijpen aan het verleden stilaan kalmeert, de ogen rustiger wordt en de stemmen stiller.

‘Ik haat mijn moeder’, is de conclusie na het driftig rondschuifelen in het verleden.

Een twijfelachtig lichtje in de donker nacht van de ziel

Beste lezer,

De aankomst van het meisje was de inleiding van een reeks schokkende gebeurtenissen, die enkele van mijn overtuigingen volledig op zijn kop zouden zetten.

Het meisje besloot bij aankomst, in de auto te blijven.

Het bestaan van ons en van de anderen ontging haar duidelijk terwijl zij op de achterbank ijverig zat te tokkelen op een soort hand-lichtbakje waar mensen trouw mee lijken rond te hossen. Het meisje gedroeg zich correct naar de code van dergelijke bakje, namelijk niet opkijken, de wereld afsluiten en zelfs mij negeren die inmiddels plichtsbewust op de achterbank bij haar was gaan zitten.

Het kind keek boos en leek verenigd te zijn met het dingetje en de lichtjes die eruit schenen. Ze had daarin duidelijk een eigen bestaan waarin al haar noden vervuld leken te worden.  Erg fijn, leek het wel dat tokkelen met zo’n bakje. Een lichtje in de donkere nacht van de ziel.

Ik voelde me licht jaloers.

Het meisje leek als vanzelfsprekend te verdwijnen in die platte wereld, maar dat hield wel in dat haar omgang met anderen steeds geringer moest gaan worden. Haar leven leek wel erg klein en knullig te worden op die manier

Rasmus keek vanuit de verte toe, niet begrijpend waarom het feestje niet van start kon gaan bij dit gezelschap.

Ik ging nu dichter tegen het meisje aanzitten om mijn aanwezigheid te onderstrepen. Het zou een beginpunt kunnen zijn en dus hield ik vol. Want als men zo doende is met het grote werk een ziel terug te vinden, dan komt men zo langzamerhand in de greep van die machtige taak en dan is het ook maar beter dat men er zonder afleidingen in op kan gaan.

Geen reactie.

Bedaart de grote honger al een beetje ?

Beste lezer,

De van kou gekrompen wereld kan naar de achtergrond verdwijnen als dennenbomen en lichtjes worden binnengesleept en wij honden, de keuken zorgvuldig beginnen te inspecteren op potentiële buit en kleine honden, zoals Rasmus worden ingeleid in de kunst van het binnenshuis jagen, werven, ontfutselen en illegaal vreten.

Gezien de mens het gebruik van dergelijke overdadige etenswaren onrechtmatig, enkel aan zichzelf toekent, beschouw ik het als een sportief recht om hier en nu een zorgvuldig uitgekiende wervingsactiviteit in te richten waarin zo veel mogelijk buit wordt gemaakt, voor ons slechts schaduwen op dit event, die het, godbetert, anders met enkele armzalige korrels zouden moeten doen.

Terwijl de mens druk doende is met die etenswaren, is er niemand die liefdevol vraagt ‘En hoe is het nu met dat buikje? Bedaart de grote honger al een beetje? Ha !

Het gebeurt wel eens dat we een extra botje krijgen toegegooid, maar dat is zo lachwekkend gering gezien de wellust van het vreten wel eventjes een stukje verder gaat. Het doet er niet toe of wij zo veel zullen verslinden dat we er tijden kunnen op leven. Om leven gaat het hier. Om vullen, vol zijn, slikken en dan, grote god, opnieuw beginnen.

We horen blij te zijn met een botje!  Dat zijn verwachtingen die de ziel verraden.

De keuken begint nu te kleuren met zalige geuren. De gerechten zijn met honing of knoflook ingewreven of met suiker geglazuurd, gegarneerd met kersen en gember… Het zijn gerechten waar onze zelfbeheersing niet tegen opgewassen is… Als ik straks de kans krijg, eet ik er te veel van. Dat komt door de gember, die telkens het gevoel geeft dat er nog iets bij kan.

Ik besef nu dat het onzin is dat het meezitten aan tafel niet zou deugen. Op deze manier worden wij honden gedwongen om binnenshuis die hoeveelheden te gaan ontfutselen die anders de mens toch tot ziekelijke overdaad zouden aanzetten.

Behaagzucht

Beste lezer,

Er roert wat in Rasmus en dat heeft een keten aan vreemde gebeurtenissen in gang heeft gezet de afgelopen weken.

Het blijkt een onrustige soort leven dat diep in hem, als in een storm van leven dat misschien van buiten om hem heen zou moeten blazen, doch die in hem terecht is gekomen en die nu van binnenuit wil woeden.

In het beginsel leek het een systeem te worden van ultieme behaagzucht!

Maar door het afleidende van de bepaald guitige manier om zijn grote lijf op één van gretige jongeren te laten balanceren lijkt niemand er aan te kunnen weerstaan. Heel mooi, maar in een roedel praktijk ligt één en ander toch anders.

Doordat de andere honden op die manier ook vakkundig van hun plaats worden gezwiept, lijken ze er nog slechts een beetje bij te hangen, wel nog ten volle de schijn op houdend dat ze nog wel degelijk een rol spelen in dit verhaal.

In navolging van de kleine reus Rasmus doet nu elke hond ernstige pogingen verleidelijk te loeren, met het zielige kopje gelijkmatig te suffen op een schoot, met 1 oog loerend de kansen van schootzitten in te schatten.

Dat wil dan wel eens een licht gène geven, omdat men zich niet aan een zeker mate van drama kan onttrekken op dergelijke ogenblikken

Als dit feestje op een gegeven moment aanslaat beginnen ze dan avontuurlijk te worden. Alles is goeie doezel en warm en er is geen mens die er iets kan aan verpesten. Samen delen ze dan in het zalig kriewelen en soms wat piepen, nog heel zacht aangezet. Er zijn grenzen.

‘De naam is Rasmus’ hoor ik de kleine dan bijna in de oren van zo’n jongmens fluisteren.

Die mens fleurt dan op in het nu. Hij mist dan wel het nadenken op zo’n moment, zo’n mens. Welke mens wil dat eigenlijk nog: nadenken. Een mens heeft blijkbaar veel waar hij zijn gedachten mee bezig zou kunnen houden, en nu heeft Rasmus dus een manier gevonden om dit dwangmatig nadenken te stoppen. Onrustwekkend? Moet één en ander niet weer eens strak in het gelid worden geroepen?