Hoe mooier het drama, des te treuriger om aan te horen

Beste lezer,

Bij de wekelijkse fysieke controle die de jongeren hier op ons uitvoeren – in opvolging van een langdurig vijver-modderbad  -, werd al snel duidelijk dat er problemen op komst waren :

‘Die plakkerige modder raakte er niet meer uit’

‘Hier is een teek’

‘Hij heeft een bobbel’

‘Hier is geen beginnen aan! ‘

Het drama begon dus, want de mens beschikt nu eenmaal over een onverzadigbare verbeelding waarmee hij, net wat hij niet gezien heeft, het beste kan te lijf gaan, namelijk problemen die er nog niet zijn… Vooral de bobbel werd argwanend bekeken en er werd getelefoneerd.

Ik kreeg een snelkuis, zodat de meeste modder en teken verwijderd waren, en belandde kort daarop – samen met één van de jongeren – in het dokterskabinet voor het ‘bobbeltje’.

Naast de wachtruimte, achter glas, hing een teefje als een ledenpop op aan 6 lussen terwijl een mens haar aan het knippen was. Haar oren hingen neer en haar hele houding sprak van een bedrukt gemoed. Ze was proper op een merkwaardige manier waardoor ik wist dat ze duidelijk het geluk van de jacht nog nooit gekend had. Ik kon haar van zeer nabij beruiken, terwijl ze mij met de grootste minachting zijdelings aankeek.

Ze droeg een paarlen halsband. Een fraai dier, van hoge komaf, maar in haar ogen las ik een hardvochtig, jaloers en boosaardig karakter.

Een pijnlijk tafereel om te aanschouwen, dus ik was opgelucht opgehaald te worden door een lieve, blonde doktersvrouw met een licht trippelpasje én een hoog stemmetje. Een engel.

Voor zo iemand wil ik graag bereidwillig zijn, dus ik strekte me nonchalant uit op de behandel tafel, mijn rechterpoot tegen haar buik gedrukt. Ze gluurde fronsend naar mijn opgedroogde modderbuik.

Deze lieve muze bekeek me nu van alle kanten, en ergens wist ik dat het niet goed zou komen want ze zag me in mijn ware staat, lekker smerig en modderig, vol natuur en spetters, stinkend naar de beek die bijna opgedroogd was.

De jongere grijnsde.

Aanhalig als een broedse kanarie

Beste lezer,

‘Een lijkenvreter en onheilsprofeet, dat is hij’, sprak ik tegen Rasmus toen een ongewenste raaf hier onlangs de lakens begon uit te delen.

Het was allemaal begonnen met het dagelijks buiten uitgestalde te drogen brood dat initieel voor de schapen bedoeld is, maar ieder weldenkend mens weet dat het een schuine sport voor ons is om daar minstens een percentage van te bemachtigen, teneinde ons soms eenzijdig opgelegd dieet wat te verrijken.

Het ritueel: Mijn mens steekt een vermanende vinger op, ik kijk alvast schuldig en doe het dan toch waarna mijn mens weinig overtuigend gromt. Het is een geruststellende gedachte dat dit een zich herhalend ritueel is, een ankerpunt in de dag.

Tot enkele dagen geleden dus, toen hier klapwiekend en met veel lawaai een raaf besloot ons intieme feestje te verstoren.

De eerste dag voerde hij midden ons ritueel een onhandige landing uit op de broodtafel, duidelijk in de verwachting te imponeren met zijn fantastische verschijning. Hij keek ons kort en doordringend aan, om dan met een enorme hap brood onmiddellijk weer op te stijgen.  Rasmus probeerde hem vervolgens hemeltergend lang achterna te springen voordat hij zich erbij neerlegde dat hij en zijn retriever vermogen deze keer niet snel genoeg waren geweest.

Ik wist niet waar ik het had toen het beest ons hoog in een boom vervolgens uitdagend zat aan te kijken.

Een uitslover in een doodgraverspak. Een onuitstaanbare inhalige aansteller die de wind er duidelijk onder had.

Het logge lijf schuift wat op in het leven

Beste lezer,

Ondanks alles huldig ik het simplistisch principe dat elke mens en hond het recht heeft op een soepel, gezond en gespierd lichaam dat gulzig geniet van een aanstormend leven.

Echter, het drama van de dichtgeknepen lijven rond mij is dat ze tot stilstand zijn gekomen, vervuld van dodelijke vermoeidheid die het vege lijf in horizontale of gebogen posities dwingt, om vervolgens te verstijven onder het geluid van knarsende gewrichten, dat je – als je goed luistert – ook echt kan horen. Het loont enig leedvermaak om de pantoffel-mens- en wolf; toch als je houdt van mijn humeurige humor.

Hij zit veel, de mens. Hij slaapt veel, de huishond van de mens. Zijn lijf verstoft gestaag en neemt geen aanloop in het leven, het schuift gewoon wat op, richting zetel of mand.

Ieder moet baas zijn in eigen lijf, ook als die volgens de toeziende natuur uitgeleefd is, maar ik huiver voor het verschijnsel van honden en mensenlijven die veranderen in een doorzakkend vraagteken.

Verveeld verslapen ze het grootste deel van de dag en tussendoor wordt de honger gestild. Op hygiënische activiteiten kunnen ze zelden betrapt worden.

Het is geen menswaardig onderneming lijkt me, een dergelijk leven. Evenmin een hondwaardige.

Het leven is geen schoothond

Beste lezer,

Omwille van een appetijtelijk zonnetje en de leerschool van mijn eigen kweek Rasmus worden we hier enkele dagen geleden plots in een auto gestopt ; stappen we uit in een wandelpark, maar worden al gauw voorbij dierenhokken geleid met daarin wezens die zich allang niet meer afvragen hoe ze daar zijn terechtgekomen.

De andere honden lijken het eerst nog wel plezierig te vinden. Met sterretjes in hun ogen klieven zij langs de koten en hekkens maar al gauw manifesteert hun interne nervositeit zich naar buiten en wordt er hijgend te hard aan de leibanden getrokken, zeker ook door Rasmus die plots een comfortabel huis-hok met giga konijnen ( ??? ) in het vizier krijgt, mijn mens achter hem aan sleept, en daar de hevige opwelling moet onderdrukken om de beesten te lijf te gaan.

Een weinig later wordt dan weer rust en waardigheid verwacht terwijl ons een hondachtig wezen ter grote van mijn kop ( ?! ) met een trillend recht stokstaartje arrogant voorbij banjert!

In rustige pas marcheren we daarna voorbij het pluimvee en houden wij de illusie dat we hier nog echte fun gaan beleven, helemaal voor bekeken.

Een vogelvrij verklaard konijn, zonder hok om in te wonen, kan zich hier dan weer doodleuk laten bejagen. Met een klop in de keel en wassende propeller staart kijkt Rasmus me verwachtingsvol aan. Ik wend mijn blik af.

Het kind is niet blij.

Er wordt van mij verwacht dat ik ook hier voorga, roerganger en wegbereider ben, en zo nodig hindernissen ruim.

Ik weet dat er leidersnaturen moeten zijn en de meerderheid daar niet voor in de wieg gelegd is, dat is een natuurwet.

Het is geen schande om tot het voetvolk te behoren en het heeft nooit in mijn zaad gelegen om de planeet met een superieur sujet te verbazen, maar leg dat maar eens uit aan een mens.

Een onverwoestbare streep door leuke barbaarse praktijken

Beste lezer,

Het is nu officieel. Mijn mens lijdt duidelijk aan een voorjaarsdepressie, getuige haar voortdurende geïrriteerde tegenwerpingen bij alle grote en kleine conflicten die hier ontstaan tussen de honden.

Maar afgezien van enkele kleine fysieke kwetsuurtjes, een licht assortiment kneuzingen, een brochetje builen, ontspring ik liever de dans van een ernstig conflict en beschik ik in deze over capaciteiten die – althans door de mens – blijkbaar slecht onder woorden te brengen zijn.

Zoals andere honden een vetlaag kweken, cultiveer ik de kunst van het superviseren. En zoals iedereen weet, is mijn recht op conflict behoorlijk ongeschonden, want nauwelijks gebruikt.

Maar afgelopen week, toen Rasmus me in een sprint frontaal omver stootte, verloor ik mijn geduld en vloog ik zwaar op hem aan. Even schurkten we op de grond tegen elkaar aan, toen sloeg ik de kleine overkop, en als een dolgeworden beest stootte ik hem nog enkele keren omver tot mijn mens ons uit elkaar haalde voor de herrie – volgens haar – helemaal uit de hand zou lopen.

Het mocht weer eens niet en ons zinvol gevecht werd tot een fait divers gereduceerd.

En dus nog maar eens een onverwoestbare streep door de andere zo leuke barbaarse praktijken. Onbegrijpbaar want zoals elke beestige hond weet, is de mens ook een notoire ruziemakende, gierige, afgunstige, laffe, ijdele verklikker, een hielen en kontlikker, integraal ongeschikt voor een voorbeeldig gedragspatroon waar wij honden ons zouden moeten aan spiegelen. En wij zouden vol gebreken en conflict zitten??

Toemaar! Tere materie, een conflict voor de mens

Maar ondertussen zitten we wel total loss in elkaar gesleuteld door de mens die ons naar zijn zieke fantasie geboetseerd heeft!

Constipatie in de kop

Beste lezer,

Op zoek naar een volgzaam vrouwtje brachten heel wat jongmensen de afgelopen weken vrouwelijk geweld op het Patrasche toneel.

Het leek vooreerst onschuldig, klein van gestalte als ze waren, maar ze kwamen en kliefden vervolgens onze rustige club van vol overgave luierende reuen hier doormidden, en wij sukkelaars hobbelen in hun warme val.

De jongmensen wisten zich er duidelijk geen blijf mee. Moesten ze voor het vrouwelijk geweld supporteren of ons, reuen schaamteloos beschermen?

In een poging wat kordate duidelijkheid te scheppen in wat stilaan op een kleine hysterie begon te lijken, deed ik wat ik mijn vroegere leermeester zag doen: kalmeringssignalen uitsturen om het vrouwelijk geweld te dimmen.

Geen effect en geen volgzame vrouwtjes….

Het vrouwelijk drama werd nu verder opgevoerd voor het jongerenpubliek dat geamuseerd zat toe te kijken. Zenuwpezen kwamen ten tonele met een groot streven is om de wereld door mensenogen te zien, volgzaam en braaf te spelen met een verontrustende voorkeur voor afwijkend gedrag.

De kleine hondenmeisjes waren nu aan ’t bratsen en ravotten geslagen zonder al te veel verantwoordelijkheid of zonder nog enige ruimte over te laten aan ons, de arme reuen.

Mijn ziel wenste aan te meren en zocht asiel in haar ogen

Beste lezer,

‘Het gaat helemaal goed. Iedereen heeft schrik van mij’, kwebbelde hier laatst een meisje toen ze voor het eerst toekwam.

Ze noemde zichzelf ‘de Bitch’, een vreemde naam gezien ze helemaal niet op een teefje leek.

Ze wachtte nu geamuseerd op een reactie van mij of van de andere jongeren, maar die bleef uit.

En dus ging het dan maar over haar hondje, een wit teefje poedel, dat zich extreem zenuwachtig verstopte. Ze was lang en mager, een rusteloos diertje dat leek te verdwijnen in haar eigen schaduw.

Het duo leek de lucht uit de ruimte te zuigen. Zelfs Rasmus werd stil en dof en na een tijd was alles stil, terwijl enkel het meisje nog schonkig zat te praten.

‘Wat heeft jouw hondje nodig, denk je?’ vroeg mijn mens nu droogweg.

‘Hij is bang dat de andere honden hem gaan pesten’, opperde het kind terwijl ze ons ‘andere honden’ nu aankeek alsof we met z’n allen beheersende geweldenaars waren die ze er snel van langs zou geven.

Mijn binnensmonds ontevreden mompelen werd nu plots ook als agressief grommen beschreven. Het werd nogal bespottelijk. Ook mijn mens had er stilaan genoeg van en dus begon ze uitgebreid te vertellen over de origine van het poedelras. Water jachthonden, en dus uitstekende zwemmers. Misschien kon de poedel in het water nieuwe vrienden maken.

Rasmus – als hemelbestormer in de vijver – zou haar meenemen in het water.

Ze moesten maar verschoond worden, die handen.

Beste lezer,

‘Is hij wel zuiver op de graat?,’ zag je zo’n jonge zenuwachtige hond zichzelf afvragen, terwijl hij vanachter een zeteltje loert naar een nieuw aangekomen jongmens die druk met zijn handen zwaaide.

Het beestje kon duidelijk nog geen handlezen om te weten of die mens te vertrouwen was, wat zijn bedoelingen waren en wat hij van ons wou.

Geen hond kan een jota van een mens begrijpen als hij geen handlezen kent, maar makkelijk is het niet want ze hebben een onrust die handen waar je verstand als hond bij stilstaat.

Zij slaan en strelen tegelijkertijd, hebben overweldigende duizelig makende geuren, zwaaien als personages in een overdadig drama, trekken aan oren, verstrengelen zich in elkaar tot alle duidelijkheid en rust over wie je daar nu voor je hebt, is bedorven.

Je weet nooit wat ze gaan uitrichten, zo’n mensenhanden en als ze eenmaal gaan samenwerken kan het alle kanten uitgaan. Voor alle doeleinden. Genadeloos soms. Onvoorspelbaar; soms klam en zweterig, soms dodelijk koud. Bijten, kunnen ze, grijpen, en ingewikkelde bochten maken. Je kan ze maar best voortdurend in de gaten houden. Aan de geur hou je nog het meest duidelijkheid over.

In verband met drukte van eigen zelfbeklag

Beste lezer,

‘Ik denk dat hij het leven misbegrepen heeft’ meldde één van de jongeren toen een Duitse herdershond Roxy zich hier verkrampend terugtrok, zonder enig notie wat te doen zonder een mens die zijn leibandje vasthield en hem instrueerde wat wel en niet te doen.

De uitnodiging van een andere hond om te spelen bracht hem danig in de war. Liefst trok hij zichzelf terug in een bench, bibberend wachtend tot alles weer normaal zou worden en hij terug aan de warme rokken van zijn mens kon hangen. Volwassen worden wou hij niet, initiatief nemen al veel minder en voor vrienden was hij duidelijk allergisch.

Hij had alles om gelukkig te zijn, maar plezierig voelde hij zich duidelijk niet.

‘Volgens mij houdt hij niet zo van honden’ opperde één van de jongmensen. Ook Rasmus, die het beestje al enkele keren uitgenodigd had voor een feestje, bleek het te hebben opgegeven. De vrolijke directe intimiteit was aan Roxy niet besteed. Hij hield zichzelf nadrukkelijk gegijzeld in een poel van zieligheid.

In verband met zijn zelfopgelegde drukte van eigen zelfbeklag, leek Roxy echter aan niets anders te kunnen denken dan aan zijn eenzame ellende, nu hij ver weg van zijn normale comfortzone plots op eigen poten moest staan.  En als notulist van zijn individuele betekenis leek hij plots te beseffen dat het niet veel zin had zich te beperken tot het zeurderig wenen en zielig kijken dat hem tot nog toe altijd weer aan moeders rokken had gekregen.

Hij deed het zuinigjes aan met het leven

Beste lezer,

Er zou, zo vertelde de moeder, weinig in de omgeving zijn dat haar jongen niet zou verstoren.

De koude kon hij niet hebben, de geuren waren voor hem zwaar en benevelend, de geluiden van de natuur zouden hem mogelijks neertrekken in verwarring en nieuwsgierigheid.

De vleugeldragers stoorden hem met hun gefladder, de viervoeters met hun onvoorspelbaarheid en de koude noorderwind vond hij iets droevigs hebben en deed hem ineenkrimpen. Het kind werd in deze buitenomgeving steeds kleiner, de muts nu diep over de ogen getrokken en de moeder steeds bezorgder.

Dit mensenkind hoorde duidelijk niet bij de dingen die zich in het gewone leven afspeelde.

De jongen leek inderdaad alsof hij erg zuinigjes omsprong met het leven. De natuur rond hem rook nog steeds wild, naar vroeger leven en ook dat leek hem te storen.

Het is misschien allemaal wat heftig zo in de natuur, bedacht de moeder. Hij is dat niet zo gewoon.

De weldadigheid van het leven, de lustige overdaad, de lichtheid, de scherts van kijken of we erbij mogen, de reiniging van het lopen …. Een beetje heftig voor de jongen met de mooie witte schoenen en de nieuwe jas.

Rasmus, die met de poten hoog opgetrokken voorbij marcheerde alsof hij een restant van leven op ‘t spoor was, probeerde dichter bij de jongen te raken waardoor de nekharen van het kind nu gealarmeerd overeind gingen staan. Hij hield zich onbeweeglijk, maar was in alarm en ietwat zenuwachtig.

‘Nou hoor, daar komen ze dan, de hondjes’ zuchtte de moeder.

Terwijl ik een rustige en waardige entree probeerde te maken dartelde Rasmus alweer behaagzuchtig rond als –  geheel onverwacht – de jongen zich op Rasmus gooide en deze bij de halsband greep.

‘Ik heb hem!! ‘, riep het kind triomfantelijk alsof hij op safari een wild beest had gevangen. Rasmus twijfelde of dit een leuk feestje zou worden.

(zucht)