Beste lezer,
Nog met de bibber in de poot, schrijf ik U vanuit mijn ziekenmand.
Ieder die mij kent weet dat ik bijzonder gehecht ben aan mijn kleine en grotere aandoeningen en dat ik voor de dokters die mij behandelen een ontzettend ontzag koester. Vandaag werd ik verdoofd zodat mijn darmgestel kon worden onderzocht. In de aanloop hiertoe heb ik een volledige dag niet mogen eten. Ook dit vermeld ik toch eventjes gezien de heldhaftige manier waarop ik dit heb doorstaan.
Ziekenhuis dagen , zoals vandaag zijn dan ook bijzondere evenementen voor mij waar – met de jongmensen – vaak nog lang wordt over nagepraat.
Een bijzondere dag dus met een hoogtepunt dat net voor de ingreep plaats vond in de wachtzaal waar precies naast mij een teefje van onbepaald ras toekwam.
Het beestje bleek naar de naam Stella te luisteren en had lange blonde lokken die in speelse krulletjes rond haar oortjes hingen. Ik probeerde haar te besnuffelen, maar voor het verfijnde en hevige rieken waarmee ik één en ander zou kunnen begrijpen, schoot mijn neus in deze onwelriekende omgeving te kort.
Ik schuifelde zenuwachtig over de grond om haar aandacht te trekken en ze keek me eventjes ernstig aan waarna ze verveeld naar de zielige pot snoepjes keek die bij de wit – jassen- mensen stond. Ze vond me misschien saai, of dik of onbenullig. In ieder geval was er nu sprake van een plotse windstilte in onze betrekkingen en we keken minutenlang niet naar elkaar.
De drukte van de witte jassen die heen en weer liepen en met honden en katten achter een blauwe muur verdwenen waar blijkbaar allerlei mysterieuze zaken leek te gebeuren was nu begonnen. De meeste dieren zaten in bakjes of in dekentjes te suffen niet goed beseffende hoe gevaarlijk sommige van die witte jassen zijn en hoe eng ook.
Plots had ik grote zorgen voor Stella die er naïef luchtig leek bij te zitten. Ze kreunde wel lichtjes telkens ze haar voorste poot bewoog. Haar vrouwtje was met een bakmachientje aan de gang dus die merkte niks op.
Bij wijze van tegemoetkoming kreunde ik nu lichtjes met haar mee zodat ik weer haar blik ving en een gevoel van verwachting zich van mij meester maakte. Een snelle zijdelingse blik leerde me dat haar nageltje was afgebroken waardoor ze erg veel pijn moest hebben, de arme schat. ‘Schep moed’ stuurde ik haar.
Het gezamenlijk rustloos naar elkaar toe schuifelen kon worden verder gezet maar nu met volle overgave. Hoe dichter ik kwam, hoe vrolijk kwispelerig ik werd tot onze respectievelijke baasjes ons gegeneerd naar zich toe trokken en de witte jassen ons kwamen halen om achter de blauwe muur te verdwijnen.
Ik vond het vertrek van Stella achter de blauwe muur iets noodlottigs hebben.
Ik keek haar na terwijl ze in de gang verdween aan de lijn met een witte jas. Verontwaardigd was ik omdat ze me niet na keek. Ik liet mijn kop zakken maar ik bedacht dat ze het waarschijnlijk te druk had met bang zijn en beven en dat ze zich sterk hield bij de gedachte aan mijn geruststellende aanwezigheid achter de blauwe muur. Ik werd gesterkt in deze veronderstelling omdat ze me een lichte lage kwispel liet zien toen ze achter een deur verdween. Geen ramp dus. Misschien zag ik haar straks terug mét witte bandage.
Dit beeld zag ik voor me toen ik werd opgetild op de tafel van behandeling. Geen eten in de buurt. Meestal moet je hier eerst wat ondergaan alvorens je weer eten krijgt.
‘ t Is precies of hij lacht’ zegt de witte jas die me gaat behandelen als ze me een prik geeft. Ik zie Stella voor me en in weerwil van onze overduidelijke eenheid worden wij daar apart behandeld en blijft zij een mooie herinnering. Haar aanwezigheid en haar bestaan zullen voor mij nooit gering worden.
Uw glimlachende, net ontwaakte en licht verkrampte
Nexus