Beste lezer,
Ik zal spelen vrolijk te blijven tot ik mijn geduld verlies met de infant en reuzenbaby Rasmus die hier de ruimte en mijn leven heeft ingenomen, ongevraagd mind you.
De bijzonderheden omtrent zijn overdreven lichaamsbouw daar gelaten lijk ik door zijn leukigheid plots verschuldigd ook extra komiek uit de hoek te komen. Alsof iedereen verwacht dat ik me nu ook aan de lol moet gaan wijden …
De vadergestalte in mij kreunt hard als de constante aandrang van de kleine tot pretmakerij en behaagzucht stilaan hevig en schrokkerig wordt, terwijl alle jong mensen én honden hem ‘leuk’ vinden ‘schattiiiiig’ en ‘lief’.
‘Wat is er om te gillen??? Een konijn met blote billen!!’, joelt zo’n slobberige kleine dan in het rond, hetgeen blijkbaar dolkomisch is terwijl het mijn vakkundig gevangen konijn uit mijn poten weggrist. Dat kan ik hem onmogelijk vergeven.
Het kind is blij en ik ben moe!
Het hindert me dat ik gestoord wordt in mijn beschouwingen en ik sta eerlijk gezegd op het punt te gaan twijfelen, of in het balanceren van mijn kijk op het scharminkel, tussen eerbiedwaardigheid en lulligheid, de eerste eigenschap wel een kans maakt.
En toch wil hij zo snel mogelijk ingewijd willen worden in alle roedel geheimen en lijkt hij te verwachten dat ik aansjok en bijbeen met zijn enorme lichaam dat met steeds snellere ademstoten mijn graafprojecten overhoop haalt.
Bij de jong mensen smijt hij zich plomp in de armen van elkeen die verrukte schattigheidskreetjes slaakt, terwijl hij dan zeer tevreden met de bereikte climax wil weten of de anderen hem evenzeer naar waarde genieten.
Quasi machteloos en met neerhangende deemoedigheid probeer ik de jong mensen nog op mijn resterende aanwezigheid attent te maken, terwijl de ogen van de kleine stralen van pret.
Ik probeer de oren nu geheel en al over de ogen te vouwen en onder die afdakjes, in afwachting van verder beklag, stekelig voor mij uit te loeren.
Uw oververmoeide
Titus