Lieve lezer,
Bij het jong mens dat ik onlangs mocht mee maken had de drift de overhand genomen. Dat de mensheid naar de verdoemenis was, zo klonk het en dat er maar eens moest afgeslacht worden, te beginnen bij het slachten van zijn moeder.
Die laatste zinsnede maakte duidelijk indruk want het werd plots onbehaaglijk stil in het groepje jongmensen. De instandhouding van de mensen soort was geen prioriteit voor dit jong. Ik vroeg me vertwijfeld af wat ik daarvan moest denken, te meer daar hij mij en Titus wou sparen voor de slacht. ‘Die mogen blijven leven’, verkondigde hij triomfantelijk, naar ons wijzend, alsof hij daarmee een galmkast binnenbracht om zijn keuze naar voor te stuwen.
Zijn vervulling leek compleet op dit ogenblik, zijn ogen wild blij. De staat van zijn innerlijke woede werd zo groot dat hij ineens recht overeind ging zitten en mijn mens brutaal aankeek. Hij was erg groot en heel zwaar en de macht in zijn borst, die geweldige macht die hem vandaag ineens naar deze staat van zijn had getrokken, stuurde een rilling door mijn lijf. Mijn haar kwam recht.
Bij ons dieren is de roedel heilig. Wie in onze cirkel zit krijgt onvoorwaardelijke zorg, of toch bijna. Dat is een kalmerend en geruststellend iets. Het ziet er naar uit dat je gaat overleven.
Maar dit jong bleek niet zo’n cirkel te hebben ofwel was de cirkel verdroogd, ziek.. Althans toch als hij de laatste mensen erin wou slachten en mij en Titus in de plaats wou zetten.
Ik was niet zeker of ik wel in zijn cirkel wou zijn, maar plots nam hij me stevig vast, gepaard gaande met enkele vreemde binnensmondse vloeken, een snel hijgen dat steeds intenser en luider werd. Dit is het donker dat geen schaduwen kent. Het zwart. In het merg van zijn bestaan.
Gelukkig kwam mijn mens tussenbeide en bevrijdde me rustig maar kordaat uit deze zwarte armen.
Stilte nu alom.
“Als je deze twee als compagnons wil hebben, gaan ze zich op hun gemak moeten voelen bij jou. Vriendschap laat zich niet dwingen. Zonder zelfbeheersing vindt een dier je zwak en instabiel vrees ik’.
Het jongmens keek nu scheef naar mij.. Zijn ogen reeds milder.
De schokkende belemmering dat het leven voor hem was leek te kalmeren.
Maar deze jong mens die na lange tijd van cirkel verdroging, na maanden van vegeteren zonder hoop en vooruitzicht, en die ineens door de beesten, in het bijzonder door Titus en mij gewekt wordt.. zo’n mens is plotseling vol vermoeide en gespannen verwachting. Vol overspannen verwachting zelfs, nu plotseling alle gevoel als een logge te zwaar geladen prooi, gericht is op hoop.
Uw ontzette
Nexus