Beste lezer ,
We komen altijd en onder alle omstandigheden toch wel een portie vrijheid te kort, leek de boodschap te zijn van de kat Remus toen hij tijdens een stormnacht verplicht werd binnen te blijven nadat hij dagen de hort was opgeweest.
Ik zelf wil het probleem van vrijheid ook al een tijd gaarne ter sprake brengen, te meer daar we er de laatste tijd erg veel van verliezen. De vroegere feestje in de taluds, die Titus en ik in volle victorie konden vieren, lijken stilaan tot het verleden te behoren. Dat is het resultaat van onberekenbare beslissingen die de mens maakt, waarbij we – met alles wat daar nog van onafgewerkte zaken op ons wacht, voor gek blijven staan wachten op het moment van ‘toestemming’. Geen hond die begrijpt waarom dergelijke hoogtepunten van feestvreugde ons plotseling ontzegd worden. De vrijheid blijkt eens te meer vergankelijk.
De niet zo geheimzinnige drang om onze jachtinstincten levendig te houden, zal me misschien één dezer dagen toch weer te pakken krijgen zodat ik verplicht zal zijn, onverhoeds, en zonder toestemming stiekem alleen op avontuur te gaan.
Waarom de mens alle vrijheid krijgt en wij onder het juk van hun regels moeten leven, is een vraag die bij Titus en mijzelf steeds meer opborrelt, ook nu we zien dat onze huisgenoot, de kater Remus zich van al dat juk geen ene moer aantrekt. Zelf rept hij over vrijheid geen woord. Hij neemt ze gewoon. Met zijn voltallig overlevingsarsenaal en een belachelijk belletje aan zijn nek banjert hij dan rond alsof hij een overvolle agenda naholt.
We horen nu onwillekeurig wel bij hem, oppert Titus. En wanneer men bij elkaar hoort, is men onkwetsbaar en daar moet men dan maar op vertrouwen. De vrijheid die dat beest neemt, is de vrijheid waar wij ook recht op hebben.
Het zou mogelijk zijn dachten we toen, om zelf te gaan en staan waar we willen om dan enkele dagen later terug op te duiken. En bij dreigend ongenoegen van de mens zouden we voortaan ook gewoon weg kunnen gaan, aangezien de oorzaak van dat ongenoegen – de mens kennende – in vrijwel alle gevallen toch maar denkbeeldig is. Bovendien zouden we elkander hebben en niet langer de mens nodig hebben. Dat geeft te denken.
Remus’ ervaring blijkt te zijn dat men wegloopt, omdat het er niet toe doet waar men is. Om vrije doorgang te krijgen gooit hij dan achteloos zijn tol – een knaagdier – voor de deur. Na deze gift mag klaarblijkelijk alles en dus brachten we bij elkaar de jacht op knaagdieren en een ingenieus plan ter sprake.
Enkele dagen geleden gooide Titus een dode muis aan de schapenpoort, waarna hij post vatte om te zitten wachten op onze mens. Ikzelf deed hetzelfde aan de huisdeur.
Bij het buitenkomen van onze mens keken wij haar kalm en doordringend aan… Van de muis … naar haar en terug.
Mijn mens keek nu weifelend… zoekend rond, of ze Remus kon ontwaren. Ik keek nu steeds DOORDRINGEDER..
Geen reactie. Een zucht, trieste blik naar de muis alvorens weg te stappen.
Aan de poort bij Titus hoorden we haar wat murmelen waarna ze bij de schapen verdween.
Onze tol werd niet geaccepteerd en de poort bleef dicht !
s’Nachts droomde ik van grenzeloze vrijheid.
Ik kreunde en zag in mijn dromen dat mijn poten eigenaardig genoeg met linten aan elkaar zaten en dat ik met mijn voorpoten, noch met mijn achterpoten, nooit meer op de vlucht kon gaan, terwijl de kat Remus grijnzend aan de horizon verdween.
Uw gebonden
Nexus