Hij durft wel eens uniek te mankeren, de mens.

Beste lezer,

Ieder wie Rasmus van dichtbij mee maakt kan zien hoe hij nog steeds vol verwondering de wereld in kijkt. Vol verwondering over de bijzondere honden die hier passeren, over avonturende konijnen die hun eigen schaduw lijken te ontvluchten, over de gebrekkige mens die met nietige oortjes, een nutteloze neus en kwetsbare ogen denkt de wereld in zijn naakte realiteit te kunnen zien. Ha ! 

‘Vertel me over de mens’, zei de kleine.

‘Dat er veel niet in orde is met de mens’, zei ik hem, ‘of dat hij hapert of soms uniek mankeert moge duidelijk zijn’.

‘Maar ze zijn zo lief, die mensen’, vindt Rasmus.

‘Kijkt men hen in het hart, dan is de lol er vaak af’, corrigeer ik hem. ‘Hij is er niet bij, die mens. Accent op zichzelf en dus zelden opmerkzaam over de trillingen in de aarde, over de scheuten in de lucht en tussen de sterren, bij de geuren van de wind, over de boodschappen van diep onder de grond, bij de meldingen van de vogels, bij het seinen van de varens..’

‘En toch loopt hij trots rechtop, alsof hij alles altijd begrepen heeft… Alsof hij zelf alles geregeld en bewerkt en vooral afgewerkt heeft. Hij is eenvoudig de mens, vaak alleen met zichzelf bezig, zo vaak weg van de wereld.

Moe van zichzelf en op zoek naar een hond om hem te troosten.’

‘Ikke .. ‘ gilt de kleine behaagzuchtig.

Ik geef niet op.

‘Maar men moet sterk zijn wil men de verdrietige, prangende blik van de mens lang kunnen verdragen. Alleen ‘s nachts lijkt de waanzin van de mensen te bedaren als de geluiden van de dag enkel slechte vertalingen van de zalige stilte blijken te zijn.’

‘Luister je wel, Rasmus ?’

 ‘Maar ik vind ze zo zacht !’

‘Je kan beter wachten tot ze bij je intunen’,  opper ik.

Maar wachten doet Rasmus niet. Hij dondert plompverloren in alle armen en smekende ogen die zich aandienen en terwijl hij vakkundig een gezicht aflikt, kijkt hij diep in het wezen van zo’n jongmens terwijl zich boven hun kop en harde schedel een hemel spant die van andere dingen vol is dan van lucht boven de stad.

Hij zal zichzelf nooit iets te verwijten hebben wat betreft onvoldoende medewerking.

Hij en ik weten dat het sommige jongmensen wel lukt, dat intunen, net omdat ze even iets anders zijn. Zij deinen wel mee op het ritme van de aarde; op het ritme van de dieren, zo naast elkander als één dier, alsof er niets te repeteren valt en alles natuurlijk wordt.

Het gebeurt dat in zo’n moment een zachte stroom warmte door de ruimte zweeft en als je eenmaal weet hoe dat gaat zo onder elkaar, zo vreemd, zo mooi en zo zonder echt te weten waar het vandaan komt, knijp ik mijn ogen dicht van ontroering.

‘Beetje overdone’ vindt Rasmus die af en toe fancy tracht te doen.

Rasmus leeft nog steeds in het zonderlinge denkbeeld dat hij iets met al die overdadige onweerstaanbare knuffels kan produceren dat de mensen echt verder kan helpen.

‘t Is sterker dan mezelf’, zegt de kleine en hij vlijt zich nu nadrukkelijk en met het gevoel of hij iets plechtigs doet op en rond een jongmens die in hem verdwijnt.

Een statement

Uw chagrijn

Titus

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Mis geen enkele brief van Titus!

Schrijf u in op de nieuwsbrief 🐾

We sturen je geen spam! Lees ons privacybeleid voor meer informatie.

Hallo daar 🐾
Leuk je te ontmoeten.

Schrijf je in om onmiddellijk de nieuwste brief van Titus te ontvangen

We sturen je geen spam! Lees ons [link]privacybeleid[/link] voor meer informatie.