Brieven

Jammerend over de hele reutemeteut zonder één geluid dat de pijn en ellende vertolkte.

Beste lezer,

Laat het zo zijn dat je pas reden hebt tot jammeren als je dingen hebt gekend die je zijn afgenomen, omdat je echt iets zou willen voelen of omdat het grote liegen komt als je in werkelijkheid niets meer kunt voelen, behalve ergernis en nijd.

Het aanheffen van een dergelijk drama lijkt enkel aan de mens te zijn gegeven. Dat bewees hier de afgelopen week nog maar eens een mens die een vreemd spektakel te berde bracht bij het begin van een dag.

Een jong mensenkind zou een dagje komen kennismaken met ons honden, maar nog voor de deur dicht was, hief het kind een luide klaagzang aan waarbij het hakkelend huilde. Hij was ogenblikkelijk met zijn verhaal begonnen over het vele leed dat hem ooit was overkomen. Een grote mensenman stond er vermoeid naast, terwijl hij aandachtig een stuk suikerbiet te bestudeerde.

Nu zijn er jongmensen die echt kapot gaan van verdriet. Elk beetje hond voelt dit tot in elke teen en elke snorhaar en als ik dat door dat innerlijk schouwen weet, dan kan je als beest precies afwegen of het een diepe poel verdriet dan wel een drama betreft. Er zijn heel wat vermolmde mensen die volhouden dat elke traan een vloeiend stukje ellende is, maar mijn ervaring is dat niet.

Met mijn inwendig lichtje zie ik waar de tranen vandaan komen… Ik heb het talloze malen kunnen constateren het verschil tussen geperste en vloeiende mensentranen …

Rasmus kijkt er met grote ogen naar, kijkt vervolgens in onrust naar mij omdat hij niet weet het kind al/dan niet te moeten bestormen met zijn liefdes tornado’s. Hoe zit dat hier eigenlijk?  Is dit kind een prooi van een mensenroofdier, of prooi van zichzelf, want prooien weten altijd met wrede zekerheid als er dramatische wendingen aankomen.

Het kind perste er nu steeds meer tranen en drama uit. Er was geen gevaar rond het kind en het genoot duidelijk de bescherming van de grote man naast hem. Desondanks schreeuwde het moord en brand.

Ongemanierd leven na de dood

Beste lezer,

‘Zijn we nu slachtoffer?’, vraag één van de jongeren na de storm van mensen en woorden omtrent ons territorium afgelopen week want dood zijn is hard liggen en na de dood moeten mens en hond natuurlijk verder…

Andere jongeren opperen dat we nu misschien eerder in de stoel van aanklager zitten, al is de ondertoon daar eerder twijfel.

Ik vind het allemaal lastige woorden. Ze vliegen over mijn hoofd zonder te willen landen. Weerom heeft een groepje mensen zich in een impasse gewerkt. Het zal wel weer onnodig ingewikkeld zijn. Enfin…

Ik beef nog van alle commotie. Ik beef er nog van, als een espenblad dat trilt onder de ingehouden kreten in de arena die Patrasche de afgelopen dagen was.

Wij moeten onze rustige en waardige eigen wereld herscheppen en vandaag vooral uitademen, we moeten een heleboel donkerte verbranden, maar hoe precies, u hebt gelijk, begin er maar eens aan. Maar ook als wij het niet weten moet het dringend gebeuren, misschien door iemand anders… Klap, neep, lik en de kiezen op elkaar als onze rust verpieterd is, geef de schuld aan de misvorming van het mensdom en probeer die misvorming niet te diep in de ogen te kijken. En ja, dat maakt het samenzijn met mensen niet monterder, zo na de dood. Inderdaad:  Geen bloemen noch kransen.

Soit. Het is welletjes geweest.

Ik zelf heb beslist: ik ga niet dood. Ze mogen mij aanlijnen, uit een roedel zetten of in een asiel stoppen, ik ga niet dood. Ik wil à propos ook niet ouder worden, het verval is genoeg geweest, het is nu mijn beurt om te beslissen.

Neem nu de stoffen tent, die hier ook al neer moest omwille van de wakte. Net als mensen sterven zo’n dingen even gelaten als ze leven, ik doe daar niet meer aan mee. Je kunt zo blijven dood gaan. Met de kat Remus heeft het mooi niet gepakt, die is niet dood te krijgen en de kerkuil zelf, die eens het voorbeeld zou geven hoe een beest in waardigheid sterft, heeft in het graf ook niet lang gejubeld. De wenende jongeren waren er aan voor de moeite.

Doodsvonnis

Beste lezer,

Vandaag geen blog.

De honden en dieren van Patrasche zijn vandaag in rouw omwille van het doodsvonnis dat Patrasche gisteren kreeg van de roedelleiders van de stad en daaropvolgend geplande lijkenpikkerij.

In de natuur wordt enkele dergelijke agressie gebruikt in tijden van vijandige roedelaanvallen, nooit ten aanzien van de zwakkeren in de roedel. Enkel de mens kan zo laag vallen en wordt hier van zijn donkerste en giftigste kant getoond.

Volg hier het vonnis

Bij Patrasche is het vandaag dan ook doodstil.

Uw gevonniste

Titus

 

 

De toegang tot de twijfel.

Beste lezer,

Het vege lijf als aanhangsel mee moeten zeulen tegen wil en dank, omdat men zonder omhulsel niet van conceptuele betekenis kan zijn, kan als een doorn in het harmonische vlees gaan gelden, zo bleek hier een tijd geleden.

Je hangt er aan vast, terwijl het op onvoorspelbare wijze evolueert, tegenwerkt, last geeft, knarst en piept zonder aanwijsbare reden, en algemeen je eigen authentieke zelve verraadt.

Dat dacht ik toen de najaarsregen ons hier naar binnen dreef terwijl we ons zwaar van de zomergeneugten met een trage plechtige tred voortbewogen. De extra zomerkilo’s doen mijn vlees stralen onder de pracht van mijn vacht. Ze doen mijn poten dieper in het zand zakken bij het wandelen, ze zorgen ervoor dat ik waardig ga schrijden eerder dan lopen. Ik hoor takjes onder mijn poten kraken die voorheen enkel piepten of makkelijk bogen. Een kwestie van ’embarras du choix’

Ook voor enkele jongmensen lijkt de zomer zeer gul te zijn geweest in termen van investering in lichamelijk omvang. Ook zij lijken te promoten: Magere en tanige lijven zijn ongeschikt voor een positie van respect in de groep.

We proberen het mijn mens al lang duidelijk te maken: Verlaat men de goed opgebouwde contouren van het eigen lijf door te gaan beknotten in eten, dan sluit men zichzelve buiten op een manier die weinig eervol is. Ze begrijpt het niet of ze wil het niet begrijpen.

Ook Rasmus hoopt zich bij onze lijvige club te mogen vervoegen, maar hoe groot hij ook is, hij blijft in staat om in weerwil van zijn massieve structuur uiterst snelle wendingen te maken.

Zo niet wij.

Men ziet hem verder zijn gewicht niet aan omdat de uitdrukking van zijn kop zo sterk is. Hij heeft iets meligs in de ogen, dat maakt dat men voornamelijk naar de wijze waarop hij kijkt, schouwt, en niet naar de omvang van zijn gedaante.

Zo niet bij ons.

We verbergen zoveel licht dat we het laatste kwartier van de maan uitsparen.

Beste lezer,

Steeds vaker wordt hier ‘het bedje’ uitgehaald en duikt daarin een jongmens schuilend voor het leven, weggedoken in het eigen lijf veilig voor het extracorpus leven.

Sommige jongmensen zijn nu eenmaal héél moe en dus vrijwaar ik snel mijn hoekje op dat bed.

De wereld wordt dan onder de dekens buitengesloten, terwijl ik dicht tegen zo’n jongmens aanschurk die voor de rest geen vlieg meer rond zich wil. Ik snap het want ik ken gelijkaardige episodes: ‘Blijf allemaal van mijn lijf, ik bepaal welke hoek ik omsla, op welke plaats mijn hart zit, waar ik om zeep ga en hoeveel uur een dag duurt. Hier met mijn leven, ‘t is van mij, ik heb het gekregen, het werd mij geschonken, merci moeder, ze zullen er met hun tengels vanaf blijven. Leve mijn leven, tintel mijn bloed, voorwaarts mijn poten, licht jullie mijn oren, wijs maar mijn neus, ik hou je in de gaten.’

Ik voel het ook aan mezelf, ik ruik de afkeer bij de jongmensen, wij willen er allemaal uitknijpen, naar een warme mand, een potig bed met zware dekens. Hoe de plagen torsen zonder gebukt te lopen, ik vraag het je.. ?

Wij ademen samen zwaar onder de dekens, zo’n jongmens en ik. Wij maken onszelf niks wijs, wiegen onszelf in slaap en verdoven ons hoofd met zalige donkerte. We verbergen zoveel licht dat we het laatste kwartier van de maan uitsparen.

En het weer buiten zeurt al evenzeer, de vogels vliegen laag en de kat is het blikvoer beu.

We roepen onszelf uit tot de meest beklagenswaardige groep bedsoldaten, rechtvaardige huilebalken, de miezerige vluchtelingen uit de normale wereld, tussen zij die nog moeten hopen en zij die het gehad hebben, wij wachten op een smak die hard zal aankomen, wij kunnen nog niet met de billen bloot.

Zucht… Fijn !

Geur bereikt je op elk adres.

Beste lezer,

De meest gevreesde neus van dit territorium – de mijne dus – reageert in regel op het perspectief. Dat wil zeggen dat ik dominante geur van de defilerende sliert mensen die hier Fikkie, Snoopy, Bruno, Wodka en Tosca van de leiband verlossen waarop hun welgevoerde vriend wijdbeens tot ontlasting overgaat, makkelijk kan identificeren.

Ze zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, de geuren en hun gastheren: Uitdagers en bekvechters met hormonen, kleine tanige individuen met talg en zeep, rillerige meisjes met ijsbonbons, verkrampte figuren met verzuring. Moeilijk is dat niet, althans niet voor een hond.

Maar de geurende berichtgeving gaat voor ons nog vééél verder; en ze is – noteer – finaal onfeilbaar.

Voor ons ontvouwen geuren zich zelfs als angst, frustratie, stress, verdriet en wanhoop van stille teruggetrokken mensen figuren, want geur bereikt je tenslotte op elk adres, toch als de hond thuis is.

Bespaar ons de eindeloze mensenwoorden over de opeenstapeling van problemen en over wie wat te vertellen heeft. Verschoon ons vooral de bespiegelingen over de dramatische ontwikkelingen en de verwarring wanneer daar door de één anders wordt over verhaald dan door de ander.

De mens en zijn besognes, heeft het met nog wat anders te stellen dan woorden, want een wezen is uiteindelijk zo breed als zijn geur, dat weet elke hond.

Het waarnemingsvermogen van de mens is dus afgebrokkeld tot het niveau van een goudvis waardoor het zicht op leven nog uit een belachelijke notendop bestaat.

‘t Kan natuurlijk ook aan hun ziekelijke kuisziekte liggen, waardoor ze – wat echt lekker geurt nooit ervaren; verfrommelde appeltjes, bloeddoorlopene knaagdierkadavertjes, afgelebberde zwoertjes in een vuilnisbak, timide weglopende muizen in doodsangst, om nog te zwijgen van bedorven kaas onder plastic die – aan het oog onttrokken – druk bewoond wordt door nieuwe gasten.

De zomer, minder blijmoedig gedragen

Beste lezer,

Eerst het goede nieuws. Op het eind van de zomer, lijken de vreemde gedragingen van de mens stilaan weer normaal te worden. We hebben het weer achter de kiezen, de beladen en omkranste manieren om ‘uit te rusten’.

Staat de zon hoog, dan is het voor honden heel gewoontjes, rusttijd, schaduwtijd, dikke konijnen tijd…  Herademen, heropleven.

Stress, spanning, hoe bedoelt u?

Zo niet de mens, die zichzelf en ons mee sleept op uitstappen, autoritten, feestjes waar van alles is te doen, behalve rusten. Een beestige nachtmerrie.

Even denk je dat de rust gegund is. Tant pis. Daar gaat ze weer met ons de zomerhort op in een vreemde uitgelaten stemming. Als het rugzakje van zolder wordt gehaald, weet je het wel, en vrolijk worden we langs bos en hei geleid en samen eten we dan chesterkaas met aardbeien (??!).

Met het prachtige weer zou elk weldenkend beest een broeierige auto ontvluchten, maar onder dubbelzinnige voorwendselen ben je er toch weer ingelokt tot je broeierige ogen schimmen zien schommelen van voorbijrazende dieren die wel thuis mochten blijven.

En huppa, naar zee maar weer, want mijn mens heeft nu niet langer een boodschap aan het heuvelachtig weidelandschap. Op de kont van een koe kan zelfs een mens uitgekeken raken.

Op het strand ontmoet ik een Hollandse teef die mij straal voorbij zweeft om met Rasmus te flikflooien. De kleine jankt een octaaf te hoog en verliest alle tijd en ruimte door de schaamteloze bereidwilligheid van de teef.

Voor altijd, voor altijd.. voor altijd, zo lang als dat duurt… lijkt deze zomerliefde voorbij te flitsen.

De kleine bespeelt de eeuwigheid als een rekbare kousenband!

Het lichaam flauw, tussen grijs en blauw

Beste lezer,

Voetje voor voetje, letterlijk te nemen, maar dan ook niet sneller, keren we terug in het gedoe der mensen.

Met wat na ziekte overbleef van mijn mens na een duidelijk periode van vuile virale beestjes, zat er niks anders op dan ons een tijdlang samen terug te trekken in een denkbeeldig sanatorium.

Elk normaal functionerend beest zou zich dan stilhouden, slapen en dimmen tot de ziekte wegtrekt, zo niet de mens die zich als een belachelijke geslagen hond voort sleept.

Ze sloft rond op een afgesleten zool van een zieke ziel, wil geen mensen zien en omringt zich enkel met haar lijfwacht (Rasmus en ik dus) …

Dat is wat je een lastig parket noemt en geheel de schuld van het niet kunnen stilzitten van mijn mens. Zuchtend en kreunend moet er dan toch nog onzinnige werk gebeuren.

Haar lichaam bevindt zich in de situatie van het eind van een roedel gevecht. Naar buiten toe stelt het nog één en ander voor, maar een heleboel functies hebben laten het afweten.

Ze voelt als tussen grijs en blauw

Ikzelf heb weinig omkijken naar mijn lichaam. Het wandelt – al dan niet gewillig – overal met mij mee, het wacht terwijl ik stilsta om in de konijnenpijpen buit te bespeuren.

Mijn lichaam durft ook al eens tegendraads te functioneren, maar welk lichaam doet dat niet? Als het ziek is, lig ik er languit mee in de mand, wachten tot ik weer uit de poten kan. U leest dat en u denkt, Ja, zo’n corpus heb ik ook; ik heb er een eksteroog op, maar voor de rest herken ik de kenmerken. Dat betekent dat u en ik minder mooi en sterk zijn dan een aantal uitverkoren kameraden.  Maar dat banale lijf van u en mij heeft zo zijn voordeel, luister goed.

De vijand was nog niet verschenen en toch had het gevecht al plaats gevonden.

Beste lezer,

‘En dat er klappen konden vallen’ waarschuwde een jong mens hier bij een eerste kennismaking.

‘Bij stress, of als alles mis zou gaan, bij teveel geluid, te lang stilzitten, een onverwachte wijziging, te weinig aandacht’….. Bij al dit en veel meer ‘zouden er dan klappen kunnen vallen’, aldus de jongen die duidelijk alles van zichzelf gaf om met dit verhaal zo energetisch op te laden dat hij stilaan buiten zichzelf raakte.

Wat zijn gevechten allemaal precies inhielden was niet geheel duidelijk, maar hij zei oud genoeg te zijn om het merkwaardige doen van welke vijand dan ook te kunnen doorzien. Verder kon hij zich beroepen op het vermogen die gedachten ook echt waar te maken.

Hij genoot duidelijk van zijn eigen driftigheid terwijl hij zenuwachtig door mijn vacht graaide en de impact van zijn betoog polste.

De vijand was nog niet verschenen en toch zou het gevecht al gaan plaats vinden. Deze kleine vechter leek klaar te zijn voor grote worstelingen en hij wenste zichzelf alvast een grote stoere hond die hem zou bij staan in alle strijd die hij nog zou beslechten.

Ja, ook zonder dat hij uiteindelijk enige man- omvang had bereikt, smeekte hij om een kracht die groter was, dan die hij wist te hanteren. Er speelde zich verder niets in hem af. Aanvallen, jawel en pijn, maar verder niets.

‘Das nu vervelend’ mompelde mijn mens er droogjes tussendoor’, want hier is geweld niet toegelaten. Veel te veel onrust voor de dieren’

‘Euh.. ok dan’. Zijn handen wriemelden nu onrustig door Rasmus die door de jongen als de stoerste hond werd omschreven.

Hij heeft zijn ziel aan de buitenkant zitten

Beste lezer,

‘Je kan niet zomaar akkoord gaan met een levensovereenkomst zonder te weten waarover het gaat’, geef ik Rasmus mee op zijn verjaardag.

Een hond die 2 jaar wordt, dient na te denken over het manifest dat de mens heeft samengesteld voor de relatie met dieren. Hij baadt niet langer in zijn ongeknede periode. Het is tijd voor de volgende stap.

‘Manifest?’ hakkelt het mannetje met zijn babyknuffel nog in de mond.

‘Ge schikt u in ruil voor eten en drinken. Zelf hebt ge geen inspraak. Gaat ge hiermee akkoord ?’

‘Oké’, zegt Rasmus. ‘Als er knuffels inbegrepen zijn, is het mij best. Ik vind ze wel lief, de mensen’.

Het is inmiddels duidelijk dat Rasmus allang vindt dat men zich vrolijk moet schikken in zijn lot. Altijd!

Ik zal mij trachten te hoeden voor superlatieven, ze doen afbreuk aan de soberheid waarmee de kleine zijn behaagzucht ten tonele voert. Zijn ongenuanceerde volgzame aard doet mijn haren rechtop staan. Zijn opvoeringen van totale kritiekloze bereidwilligheid zijn even onwaarschijnlijk verbluffend als verbijsterend. Aan zijn gedrag kleeft geen enkel tegenwicht, geen overtollige verzuchting en er zit geen enkele valse noot in. Aan het eind is geen dialoog nodig. Deze kerel zegt steevast ‘mij best’.

‘Denk toch eens eventjes na! Je kan niet overal zomaar ‘mij best’ op zeggen. Die grap, zeg maar grol heeft lang genoeg geduurd. Als volwaardige puber hoor je toch op zijn minst een beetje verzet te tonen’ probeer ik nog.

Het kereltje kijkt nu licht ontzet. Hij probeert te begrijpen waar ik het over heb.

In mijn eigen pestbuien droom ik er regelmatig van de boel te laten barsten en via mijn konijnen vluchtgang onder de omheining voor nieuwe wegen te kiezen en voortaan het management van mijn territorium, mijn eten en mijn acties zelf in handen te nemen. Maar als de honger begint te dreinen liggen de kaarten toch anders. Als ik niet zulke gevoelige zenuwen had, zou ik reeds lang vrij geworden zijn, maar ook dat ben ik kwijt.

Ik probeer het de kleine zuchtend uit te leggen:

Luister. Het is een gebrekkig wezen, de mens. Hij bevuilt, voor te beginnen, altijd zijn eigen nest. Elk beetje gevoelige hond weet dat en trekt zijn conclusies. Een vriendelijk stuk land weet dat en zegt altijd, zachtjes of streng, net wat nodig is: Tijd om te gaan. Tijd voor een volgende plek’.

Maar dat is nog niet alles. Hij evolueert nauwelijks, de mens. Hij zit jaar na jaar in dezelfde zetel, urineert in hetzelfde keramische gat, zegt dezelfde dingen in dezelfde praatbakjes en schermpjes. Mensen zijn er rampzalig goed in geworden om zich bezig te houden met niets.

Geen enkel weldenkende jagende hond kan de uitzinnige tekenen van de ik-heid van zo’n mens vatten die al bij al weinig lijkt te begrijpen. Ze  rieken vaak naar angst en ongemakkelijke zelfvoldaanheid, de mensen waar je je leven mee zal delen.

Enfin, u voelt dat de sfeer vertroebelt als Rasmus vertwijfeld steun gaat zoeken bij mijn mens terwijl ze door zijn laatste puppyharen strijkt.

Ik geef op en trek me mokkend terug. Laat we stellen dat mijn trots verkouden is geworden nu Rasmus zonder enig nadenken akkoord is gegaan met een manifest dat zijn verdere leven zal bepalen.

Maar misschien zit er iets in. Uiteindelijk kan een opgeruimd mensenbrein, één dat minder verleid wordt door het lawaai van overtollig menselijke denken, misschien toch stilaan iets gaan begrijpen van ons beesten.

Die kleine heeft zijn ziel aan de buitenkant, denk ik, als ik hem gezellig tegen de scheenbenen van mijn mens zie aan schurken…

Uw ontharde

Titus