Een kind komt toe.. Een meisje. Ze loopt alle mensen voorbij en stevent recht op me af. Ik span mijn spieren en mijn ziel want ik voel dat dit stormachtig gaat worden. Het meisje grijpt me vast, in een stevige maar hopeloze omknelling. Ze begraaft haar gezicht in mijn vacht. Ze ademt diep en vochtig. Onmiddellijk doet ze me denken aan het ram-lam, dat hier een tijdje geleden werd verstoten door een schaap dat mij wel bekend is maar dat we hier verder niet bij naam zullen noemen. Fout moederschap laat zich niet verspreiden, toch niet bij Patrasche.
Enfin.. de gelijkenis zit ‘m in de geur. Die is van het type panische, hopeloze verdrietigheid.. Intens en schokkerig.. Eén grote kramp van ontsteltenis. Beiden zo bevangen door de donkerte en de eenzaamheid dat wegduiken in een vacht de enige optie lijkt te zijn.
Op zo’n moment concentreer ik me op mijn ademhaling. Ik probeer die evenwichtig en rustig te houden en ik beschouw het als een meevaller als ik daar ook in slaag.
Na een tijdje vervangt de stilte het gehijg.. Mijn hartslag wordt bepalend en brengt een verstandsverhouding met zich mee. De vermoeidheid zet in en daarmee de ontspanning en de bijna- slaap.
Van uit de verte gezien, – zeg maar vanuit het gezichtspunt Titus – verliest dat alles aan betekenis.. Gewoon de hond en een kind – of het lam. Beetje melig, beetje saai.. een incident van niets.
Wie heeft het geduld om hier zo lang naar te kijken ? De schapen misschien, die sowieso wezenloos om lijken te gaan met de tijd. Maar als de rust zo geruisloos begint te woekeren in mij en in het kind, dan weet ik dat de tijd is blijven stil staan..
Yours truly
Nexus