Beste lezer,
Het rouwen om onze verloren privacy en vrijheid maakte eerder deze maand alweer plaats voor andere, meer urgente besognes en voor één keer kan ik het eens niet (allemaal) op de mens verhalen…
Terwijl de zomer normaal rust en kalmte betekent, wijst op dit moment alles op verwarring en gevaar.
Koude stalen graaf machines gaan hier als bezeten wezens tekeer, slaan weerom veel bomen neer en maken dan lange kraters in de grond. Waar ze precies naar op zoek zijn is me een raadsel, – als het over konijnen gaat, lijkt het me zwaar overbodig – maar dat veel kapot gemaakt wordt is wel duidelijk.
Nu ben ik normaal gezien een groot liefhebber van graven omwille van de jacht en ik ben niet de enige. Het is een kunst die met vééél rituelen en véél vaardigheden gepaard gaat. Zoniet deze gruwelijke uitsloverij die nergens goed voor lijkt te zijn. Het lijkt een ding van de mens, dat kapot slaan onder het mom van proper maken, maar daar hadden we het al over. Mijn mens kijkt er af en toe naar. Ze wordt stiller. Haar ogen hebben een andere schijn.
We zijn nu omgrensd door hopen aarde en stenen mensen creaties, en dat is bitter voor al het leven dat heeft moeten wijken. De jongmensen gluren door de nieuwe scheidingsmuur naar hun vroegere kampen, avonturen, schuilplaatsen.
Als reactie op doodsgevaar, door grond en dus bestaansrecht af te nemen, doen wolven wel eens iets terug als een snel en natuurlijk verzet tegen dood gaan en verdreven worden. Wij, daarentegen worden geacht ons hier bij neer te leggen, hoe bevreemdend dit ook is.